Maar het is vandaag 11 november. Behalve Wapenstilstandsdag is dat ook de naamdag van de heilige Maarten van Tours, oftewel Sint-Maarten. Op die dag gaan in Mechelen de kinderen van deur tot deur om in ruil voor wat snoep, fruit of kleingeld het Sinte Mettelied ten beste te geven. Het is het vooruitzicht op zakken vol zoetigheid dat zoon- en dochterlief doet trappelen van ongeduld.
Voor ze het druilerige herfstweer gaan trotseren, informeer ik nog even of ze ook weten wie die Sinte Mette eigenlijk was. Dat blijkt nogal mee te vallen. Op school heeft de juf verteld over Maarten van Tours, die in de vierde eeuw als jonge knaap aan de stadspoort een bedelaar zag en hem de helft van zijn mantel schonk. Een daad die het ventje, dat later ook nog tegen zijn zin tot bisschop werd gewijd, tot beschermheilige van de armen en de bedelaars zou maken.
Het feest van Sint-Maarten was in oorsprong dan ook een “bedelfeest”. Met de barre winter voor de deur trokken de kinderen van het armlastige klootjesvolk door de straten om een hoognodig en welkom extraatje op te halen. Maar begin vorige eeuw vonden de gegoede burgers dat ook hun kinderen in de pret moesten delen. Sinte Mette werd ontdaan van zijn oorspronkelijke betekenis en groeide gaandeweg uit tot een van de vele gecommercialiseerde festiviteiten.
Het Mechelse stadsbestuur hecht best veel belang aan het in stand houden van deze traditie. Samen met het plaatselijke Sinte Mette Genootschap moedigt het de jeugdige Mechelaartjes aan om, vermomd als Sint-Maarten of bedelaar, op ronde te gaan. Bestuur en Genootschap organiseren ook samen het grote Sinte Mettefeest.
Niets mis met tradities. Maar het lied van Sinte Mette krijgt toch een wat wrange bijklank als je bedenkt dat er in Mechelen sinds juni dit jaar een bedelverbod heerst. In het winkelcentrum, de stationsbuurt, bij grootwarenhuizen, op markten en braderijen wacht bedelaars een symbolische euro boete en het bevel om op te krassen.
Officieel is dat bedoeld om bedelaars te beschermen tegen uitbuiting door criminele bendes. Maar Stef Adriaenssens, onderzoeker aan de KU Leuven, heeft daar zo zijn bedenkingen bij: “Wie écht slachtoffers van mensenhandel wil helpen, vaardigt geen verbod uit, maar pomp middelen in politie en justitie om dat fenomeen aan te pakken.”
Volgens Adriaenssens is het ook zeker niet zo dat alle bedelaars in een crimineel netwerk gevangen zitten: “Er zijn nauwelijks bewijzen dat bedelaars uitgebuit worden door criminele organisaties…De bedelaars kennen elkaar, ja, er zijn netwerken, maar het is niet zo dat ze allemaal op het einde van de dag hun geld moeten afgeven aan een dikke man met een snor.”
In zowat alle steden wordt een bedelverbod ingevoerd. En het ene stadsbestuur is al wat duidelijker omtrent de motieven dan het andere. Maar voor Stef Adriaenssens is het glashelder dat ze allemaal hetzelfde willen: geen bedelaars in het straatbeeld. “Zeggen dat je bedelaars helpt en ze vervolgens criminaliseren, vind ik behoorlijk hypocriet. Dan beter toegeven dat je de straten wil schoonmaken door alles wat imago-verlagend is weg te werken. Dat is tenminste eerlijk.”
Het is met gemengde gevoelens dat ik zoon en dochter, getooid met een papieren mijter en voorzien van een grote zak, samen met de buurjongen aan hun bedeltocht zie beginnen. Het stadsbestuur moedigt kinderen aan om in bedelaarsplunje op snoepjesjacht te gaan, terwijl echte bedelaars chirurgisch uit het commerciële straatbeeld worden weggesneden. Sinte Mette keert zich om in zijn eeuwenoude graf.
Tradities zijn mooi, ze levend houden is lovenswaardig. Maar het zou pas écht mooi zijn als ook hun ware, oorspronkelijke betekenis in ere werd hersteld. Dan zouden we een Sinte Mettefeest zien waarin de arme en de bedelaar centraal staan. Aan plezier zou dat geenszins moeten inboeten. Het vraagt alleen een beleid dat niet stigmatiseert maar, de mantel van Sint-Maarten indachtig, in elke bedelaar een mens in nood ziet.
Dirk Tuypens
(foto Paul Sableman, Flickr)