Het Mechelse stadsbestuur is op zoek naar een geschikte plek om het Speelgoedmuseum een nieuw onderkomen te geven. Dat is een goede zaak. In 2012 al schreef toenmalig algemeen directeur Jozef Heylen in een memorandum: “Het vergroten van de internationale aantrekkingskracht voor het Speelgoedmuseum en dus ook voor de stad Mechelen is maar mogelijk indien op een relatief korte periode maximale mogelijkheden geschapen worden voor een eigentijdse, vaste, museologisch verantwoorde huisvesting en de daarvoor noodzakelijke financiële middelen. Wij vragen dan ook vooral aan de stedelijke beleidsverantwoordelijken om deze parel aan de culturele erfgoedkroon van Mechelen en Vlaanderen een duidelijke ondersteuning en toekomst te geven.”
Vijf jaar later zet de stad nu concrete stappen om aan de vraag van het museum tegemoet te komen. Prima. Maar of die stappen ook in een goede richting worden gezet, is lang niet duidelijk.
Vooreerst kiest het bestuur ook hier opnieuw voor de uitverkoop van het patrimonium. De Nova-toren, huidige stek van het Speelgoedmuseum, wordt verkocht aan een projectontwikkelaar. Het bestuur had ook kunnen kiezen om er sociale woningen in onder te brengen. Daar is een grote nood aan. De wachtlijst loopt in Mechelen op tot zes jaar en langer. Maar de ernstige woonproblematiek in de Dijlestad is blijkbaar geen prioriteit voor het stadsbestuur.
Een gedeelte van het stadhuis, naar voor geschoven als mogelijke nieuwe locatie voor het museum, wordt eveneens in de markt gezet. De systematische uitverkoop van stedelijk patrimonium zal er op termijn toe leiden dat de stad geen enkele dienstverlening of voorziening nog in publiek beheer kan houden, wat geen wenselijk scenario is.
Vervolgens kiest de stad er uitdrukkelijk voor om de toekomst van het Speelgoedmuseum grotendeels in handen van een private partner te leggen. Ook dat is geen goed plan. Het speelgoedmuseum maakt deel uit van het rijke Mechelse cultuurpatrimonium. Het culturele domein is bij uitstek een domein dat in publiek beheer hoort te blijven. Privatisering leidt onvermijdelijk tot commercialisering. Het Speelgoedmuseum dreigt dan snel te evolueren naar een speelgoedwinkel. Tekenend hier is ook de stelling van burgemeester Somers die meteen grote opportuniteiten ziet voor horeca en middenstand. Cultuur dreigt hier opnieuw glijmiddel te worden voor commerciële ambities.
Of het Speelgoedmuseum zijn intrek zal nemen in het stadhuis, is voorlopig nog een open vraag. Maar of die locatie het museum toegankelijker zal maken, zoals de burgemeester ook zei, valt niet echt te verwachten. Openbaar vervoer naar het stadscentrum is er nauwelijks. Bezoekers zullen alvast geen bezwaar mogen hebben tegen een wandeling van een van de Mechelse stations naar het centrum. Voor bijvoorbeeld schoolgroepen, die vaak gebonden zijn aan strikte schema’s, is dat zeker niet vanzelfsprekend.
“Het speelgoedmuseum is een hedendaags, kwaliteitsvol en publieksvriendelijk museum dat volgens alle internationale normen zijn uniek samengestelde collectie speelgoed zelfstandig verwerft, behoudt, onderzoekt, beheert en presenteert als volwaardig erfgoed”, schreef Jozef Heylen in 2012 terecht. Erfgoed is publieke rijkdom. Het is aan het stadsbestuur om dat erfgoed in publiek beheer een volwaardige toekomst te geven.
Voor PVDA-Mechelen
Dirk Tuypens
(Foto Kotomi, Flickr)